(Dit is een kattenbelletje).

 

Oscar is een houten plank met vier wieltjes, we noemen hem (onze kar) vandaar zijn naam Oscar.

 

Het is vandaag 1 april, we wonen hier pas 4 dagen, we zijn 70 meter verhuisd van nr 4 naar 26, groter en beter gelegen naast de bloemenwinkel . Het was een grote onderneming, die verhuis gans de winkel en de stock in drie dagen verplaatsen met behulp van Oscar. Alles is mooi gelukt en de eerste dagen beloven een grotere omzet op deze nieuwe ligging.

 

Het doet wel wat vreemd aan we zijn pas 2 maanden geleden getrouwd en  hebben na onze huwelijksreis nog bij mijn ouders gewoond, omdat de ramen nog niet geleverd waren. We zijn voor het eerst sinds ons huwelijk alleen in het te Grote huis. Mijn lief vrouwtje Nicole is reeds naar boven en ik werk nog eventjes door aan de administratie, er wordt gebeld. Wie kan dat nu nog zijn?.

 

Ik ga de trap af en haal het elektrische rolluik op, daar staat de buurvrouw in een zichtbare dure bontjas over haar nachtkleding en ze vraagt “Heb jij nog de sleutel van nr 4, Ik ben mijn kat kwijt en ik hoor ze miauwen aan je vroegere winkel, die zit misschien opgesloten op het koertje achter je ex-winkel kunnen we niet even gaan kijken”.

 

Ik aarzel wel even om de buurvrouw heeft niet zo een goede reputatie in de buurt, ze neemt het niet zo nauw met de echtelijke trouw, haar man al evenmin (hij knijpt de katjes in het donker) en zo samen met haar gezien worden midden in de nacht. Ik stribbel wat tegen met te zeggen: “Maar ik huur daar niet meer sinds vandaag”.Zij: “Maar je hebt toch nog de sleutels niet?”

 

Ik trek mijn jas aan en ga met haar mee op een diefje, ik merk op dat ze ondanks dat ze heel wat ouder is dan ik, wel goed met haar kontje kan draaien zelfs als ze op zoek is, in de nacht, naar haar kat, kan ze het koketteren niet laten, ze verspreid een zwoele walm van een duur parfum.

 

Voorzichtig draai ik de sleutel om van mijn vroegere woonst ik voel me een beetje een inbreker ondanks dat tot gisteren dit mijn huis was voelt het nu vreemd en kil aan, ik weet dat ze tracht (de kat bij de melk te zetten) maar toch ga ik met haar mee.

 

We gaan binnen ik doe voorzichtig de deur achter me dicht (Nu zijn pas de katten aan het dansen)en zijn we af van eventuele nieuwsgierige blikken. Ik doe het licht aan maar het blijft donker er is geen stroom meer, dat was ik vergeten! “We zullen het in het donker moeten doen zeg ik tegen haar” dat klinkt nu wel raar, dat had ik misschien beter niet gezegd.

 

Als twee volleerde katten (kater en poes) sluipen we door het donkere huis, na een tijdje (zien we als een kat in het donker) en vinden we vlug onze weg in het lege huis. Ik ben er zeker van dat ze me heeft meegelokt en dat we haar kat niet gaan vinden, ze heeft andere bedoelingen maar (ik ben geen vogel voor haar soort kat), zeker weten, zelfs (kattenkruid) zal hier niet helpen.

 

Plots voel ik me betrapt met een vreemde vrouw in een donker leeg huis zenuwachtig zeg ik: ”Kom we gaan vlug naar het koertje kijken en je poesje zoeken” dat klinkt weeral voor de 2e keer niet juist. Pas op voor de trap ze geeft me een hand en ik help haar de drie treetjes op naar het keukentje in het smalle gangetje wordt ik haar aanwezigheid zeer bewust zijn het feromonen, het parfum de warmte van haar lichaam dat ze schaamteloos tegen we aan-wringt. Nu ben ik zeker onder haar bontjas zie ik schijnbaar per ongeluk blanke huid ze wil me Verleiden! (Ze draait als een kat om de hete brei). Ik voel me volledig onzeker worden (straks val ik nog in katzwijn) ik moet hier weg (Dit is geen kattenpis).

 

We staan in het koude maanlicht en roept haar kat “kom kom schatje, het vrouwtje heeft een lekker muisje voor jou” Na een tijdje wordt het duidelijk (er is geen kat) hopelijk ziet of hoort niemand ons hier (anders zit de kat in de gordijnen), er zijn veel te veel vensters zo dicht bij de hoek van de straat.

 

Kom zeg ik we zijn hier weg (Ik voel me als een kat in een vreemd pakhuis) met die vreemde vrouw naast mij in een voor mij ondertussen ook al een vreemd huis waar ik niet meer woon. We gaan terug naar binnen en ze profiteert er nog even van, om te trachten tegen me aan te lopen en me zo te bedwelmen door me te pletten tussen de muur en haar nog stevige borsten, daar trap ik niet in(Ik ben geen kat in een bakkie).

 

De straat is een bevrijding, we gaan zonder iets te zeggen naar onze eigen deuren, vlak naast elkaar en ik bedenk dat er helemaal geen kat was, dit was een rare verleidingstruc. Hoe kun je nu zo een kat horen in een drukke straat als de onze, die achter een huis op een koertje zit opgesloten, ( ik had bijna een kat in een zak gekocht).

 

We groeten elkaar met een gemaakte glimlach en sluipen beide naar binnen (We hadden dit alles voor de kat zijn kont gedaan).

 

Ik ga recht naar mijn slaapkamer waar het lekker ruikt naar de parfum en de zoete lichaamsgeur van een slapende, die ik zo goed ken, die van mijn lief vrouwtje en ik weet zeker dat ik haar nooit zal bedriegen ook al worden alle trukendozen boven gehaald. Dit is de ware voor altijd, al wist ik niet dat “altijd” maar acht jaar zou duren.

 

Toen ik onder de lakens kroop en ze me vroeg:  “Waar heb jij gezeten je bent zo koud”, antwoordde ik: ”Ik heb naar de poes van de buurvrouw gezocht”, ze zei: “maak dat de kat wijs”. Het bleef even stil en dan proesten we het uit van het lachen.   

 

Wie geloofd nu zo iets? (We hebben toch andere katten te geselen niet?)